Elektrische installatie’s worden in groepen ingedeeld, die elk afzonderlijk beveiligd zijn met een smeltveiligheid of installatieautomaat. Door deze opsplitsing van de installatie in groepen wordt voorkomen dat bij een storing in één deel van de installatie, andere delen zonder elektriciteit komen te zitten.
Elke groep is met een schakelaar en een zekering van maximaal 16 ampère voorzien. De groepen zijn aan een aardlekschakelaar van maximaal 30 mA aangesloten, waarbij maximaal vier groepen per aardlekschakelaar geïnstalleerd mogen worden. Er moeten minimaal twee aardlekschakelaar per installatie aanwezig zijn. Een andere mogelijkheid zijn aardlekautomaten, die de functie’s van installatieautomaat en aardlekschakelaar combineren. In dat geval heeft elke groep zijn eigen aardlekschakelaar. De aardlekschakelaars zijn op hun beurt via een hoofdschakelaar en de kilowattuurmeter aan de hoofdzekering van 25 of 35 Ampère aangesloten.
Voor elk apparaat dat meer dan 2000 Watt vermogen heeft (bijvoorbeeld wasmachine, vaatwasser, combimagnetron) moet een nieuwe groep geïnstalleerd worden.
Voor inductie of keramische fornuizen moet een kookgroep aangelegd worden. Een kookgroep bestaat uit twee gekoppelde groepen. Als het vermogen van het fornuis 7300 Watt overstijgt moet een krachtgroep ingebouwd worden. Dit is een groep die aan het driefasenet is aangesloten.
De zekeringen voor een groep kan een smeltveiligheid of een installatieautomaat zijn. Bij een smeltveiligheid kan er maar een fasedraad aangesloten worden. Aan installatieautomaten kunnen een, twee of drie fasedraden aangesloten worden. Ook bij meer dan een aangesloten fasedraad wordt de installatieautomaat nog steeds als een groep gezien, want de totale stroom door de groep is nog steeds gelimiteerd door de 16 A zekering, ongeacht het aantal aansluitingen.