De begrippen draaistroom en driefasenspanning betekenen hetzelfde. De eerste term beschrijft de manier van opwekken en de tweede term de spanningsverloop.
Bij wisselspanning, die uit een gewone stopcontact komt, heb je een fasedraad en een nuldraad. Draaistroom of driefasenspanning heeft drie fasedraden nodig. Op de fasedraden staat ook wisselspanning maar de spanningen lopen 120° uit fase, dat wil zeggen dat zij niet tegelijkertijd de maximumspanning bereiken, maar achter elkaar, zodat de tijdafstanden tussen de pieken hetzelfde zijn. Dit is gevisualiseerd op de afbeelding hiernaast. L1, L2 en L3 zijn de benoemingen voor de drie verschillende fasen, vroeger werden deze R, S en T genoemd. Volgens de nieuwste kleurcodering is de L1 bruin geïsoleerd, L2 zwart en L3 grijs.
Tussen een fasedraad en nul zit een elektrische spanning van 230 V, tussen de fasedraden zit een spanning van 400 V.
Draaistroom wordt opgewekt door een permanente magneet, die tussen drie spoelen draait. Het veranderende magneetveld induceert een spanning in de spoelen. Door de plaatsing van de spoelen op gelijke afstand onder elkaar en rond de magneet wordt de faseverschuiving van 120° bereikt.