Meten met een voltmeter
Bij het meten van spanning met een volt- of multimeter moet altijd over een weerstand gemeten worden; dat betekent dat er altijd een lamp of ander apparaat tussen de meetelektroden van het voltmeter aangesloten moet zijn. Men zegt dat de voltmeter parallel aan de lamp geschakeld is. Je kan de spanning in je huis niet meten door de meetelektroden in de gaten van een stopcontact te steken. Als je dat doet veroorzaak je een kortsluiting. Dit is anders dan bij een spanningstester.
Meten met een ampèremeter
Om de stroom met een ampère- of een multimeter te meten moet de stroomgeleider onderbroken worden en de meter ertussen geplaatst worden; dit heet ‘in serie geschakeld’. In een huishouden is dit alleen handig als de fase- en nuldraden al los zijn, bijvoorbeeld bij een centraaldoos waar nog geen lamp aangesloten is of bij een stopcontact.
Meten met een ohmmeter
Voor het meten van een weerstand wordt het meetapparaat parallel aan de weerstand geschakeld: de meetelektroden worden aan de twee uiteinden van de te metende weerstand aangesloten.
Meten met een vermogensmeter
Bij het meten van het vermogen worden zowel de spanning als ook de stroom gemeten. Een vermogensmeter heeft vier aansluitingen, twee voor het meten van de stroom en twee voor het meten van de spanning. Deze worden aangesloten zoals hierboven beschreven: de stroomelektroden in serie en de spanningselektroden parallel. Het vermogen kan benaderd worden door het product van stroom en spanning uit te rekenen. Dit getal is het schijnbare vermogen en altijd hoger dan het werkelijke vermogen.
Er zijn ook vermogensmeters die het werkelijke, blinde en schijnbare vermogen apart meten. De resultaten worden dan op het display met de eenheden W (werkelijke vermogen), var (blind vermogen) en VA (schijnbaar vermogen) weergegeven.
Meten met een multimeter
Een multimeter kan zowel als volt-, ampère- of ohmmeter gebruikt worden. De schakelingen voor het meten van deze grootheden met een multimeter zijn hetzelfde als hierboven beschreven, met het verschil dat voor het meten de meetelektroden aan de juiste contacten van het meetapparaat aangesloten moeten worden en de te meten grootheid met (meestal) een draaiknop ingesteld moet worden.
De multimeter heeft twee elektroden die aan de te meten punten gehouden worden en met twee draden aan de multimeter aangesloten worden. De ene is rood gemarkeerd de andere zwart.
De zwarte moet altijd in de multimeter-aansluiting COM zitten. COM staat voor ‘common ground’ en betekent aarde.
Ω is de Griekse letter ‘Omega’ en wordt als afkorting voor ohm gebruikt.
μ is de Griekse letter ‘mu’ en staat voor micro wat een miljoenste betekent.
Voor de rode zijn er twee verschillende aansluitingen:
- VΩmA (soms ook nog μA erbij) en
- 10 A (kan ook 15 of 20 A zijn).
Voor het meten van hoge stromen tot 10 A moet de rode elektrode aan de 10A-aansluiting zitten. Voor het meten van spanning, lage stromen en weerstand moet de rode elektrode aan de VΩmA-aansluiting zitten. Daarnaast moet de multimeter op de te meten grootheid ingesteld worden. Hierbij heb je de keuze uit V-, V~, A- en Ω met verschillende waardes. De ‘-‘ slaat op gelijkspanning (DC) en de ‘~’ op wisselspanning (AC). De ingestelde waarde moet altijd groter zijn dan te verwachten gemeten waarde. Als je dus de spanning in je huisinstallatie wilt meten moet de multimeter op minimaal 230 V~ staan.
Wil je een uitgebreidere beschrijving en voorbeelden zien? Ga dan naar onze pagina “Meten met een multimeter“.
- Pagina
- 1
- 2